De recurveboog is een type boog die al eeuwenlang wordt gebruikt voor jacht, oorlog en sport.
De naam recurveboog komt van de vorm van de boog, waarbij de uiteinden van de werparmen
naar buiten buigen, weg van de boogschutter. Dit zorgt voor meer spanning en kracht in de boog
dan bij een eenvoudige longbow. De recurveboog heeft een lange geschiedenis die teruggaat tot
de oude beschavingen van Azië en het Middellandse Zeegebied. Onder andere de Scythen,
Hyksos, Turken, Mongolen en Chinezen maakten gebruik van deze boog. De Grieken en
Feniciërs introduceerden de recurveboog in Europa, waar hij vooral populair was in de drogere
gebieden. De Romeinen kenden ook de recurveboog, maar dan met stijve oren die niet
meebogen. In de middeleeuwen werd de recurveboog overtroffen door de longbow in de nattere
delen van Europa. De Turken lieten echter zien wat het potentieel was van de full working
recurve, waarbij de hele boog meebuigt. Deze boog stond model voor de ontwikkeling van de
moderne recurveboog, die sinds 1972 wordt gebruikt op de Olympische Spelen. De moderne
recurveboog bestaat uit een middenstuk en twee losse werparmen, die gemaakt zijn van hout en
kunststoffen. De boog kan worden voorzien van verschillende hulpmiddelen, zoals een vizier, een
drukpunt en stabilisatoren, om zo nauwkeurig mogelijk te schieten.